Brazilianen zijn in veel opzichten non-conformisten. De Braziliaanse geest houdt niet van hokjes. Hij zweeft liever wat tussen droom en werkelijkheid dan zich te laten insnoeren door regels die per slot van rekening ook maar door mensen zijn bedacht. Grenzen zijn in dit grenzeloze land nog niet uitgevonden. Dit non-conformisme vind je ook terug in Braziliaanse namen. Waar de Portugees, die toch zijn taalbroeder is, het moet doen met Joao, José of António, lijkt de Braziliaanse man zich aan een onuitputtelijke namenbron te kunnen laven. Anderson, Adjilson, Lourindo, Wagner, Ademir, Vinícius, Caetano, Rubens. Namen worden verzonnen of aan beroemde wereldburgers ontleend, alles kan en alles mag. Vrouwennamen zijn helemaal om te zoenen: Lua, Sayonara, Maybe, Guinguinha, Xuxa (Sjoesja).
Voornamen zijn belangrijker dan achternamen (dus je heet Romario, en niet De Souza Faria) en bijnamen zijn weer belangrijker dan voornamen. Want om het carnaval der namen nog leuker te maken hebben veel Brazilianen naast hun officiële naam een bijnaam, een apelido. Talloze Brazilianen worden uitsluitend aangesproken met hun bijnaam. Zelfs de president is voor iedereen Lula, en voor niemand Luis Inacio da Silva.
Vaak verwijst je apelido naar je afkomst. Als je uit Recife noemen je vrienden je Pernambuco (naar de deelstaat) en een José uit Rio wordt Zé Carioca. Veel bijnamen hebben ook direct betrekking op postuur of uiterlijk: een grote Luis wordt Luizao, een kleine Paula wordt Paulinha. Mijn zwager heet vanwege zijn ronde hoofd Tomate (tomaat), en een muzikant die ik jaren geleden ontmoette werd door iedereen Pedaço genoemd, omdat hij heel klein van stuk was. (Pedaço betekent ‘stukje’, ‘Hij is geen hele man, maar slechts een stukje van een man’, legden zijn collega’s uit).
Die bijnamen hebben overigens ook een praktisch voordeel: Pelé ïs immers aanmerkelijk makkelijker te onthouden dan Edison Arantes do Nascimento.
vrijdag 29 januari 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)