"I had now left the sertão, and though it treated me rather roughly, still I have always wished I could have seen more of it" (Henry Koster: Travels in Brazil, London, 1817)De sertao zou je ‘de achterkant van Brazilië’ kunnen noemen. Je leest er weinig over in de reisboeken. Hier, heel ver van São Paulo en Rio de Janeiro, liggen stadjes als Itaporanga, Araripe, Mundo Novo, Xique-Xique en Ouricuri in een vergeten wereld. De sertão (in het woordenboek zowel vertaald met "ongecultiveerde plek" als "regio in het binnenland") is net zo groot als Frankrijk en Spanje samen, en ligt in het noordoosten van het land.
Het leven is er zwaar. Het gebied wordt regelmatig geteisterd door perioden van langdurige droogte, en veel bewoners zijn er weggetrokken, vaak kwamen ze terecht in de favelas van de grote steden.
Toch is de sertao fascinerend. Onder invloed van het vijandige klimaat en een sociale structuur van extreme ongelijkheid, ontwikkelden de sertanejos zich tot een volk met een geheel eigen karakter, en met een cultuur die sterk afweek van het "bekende" Brazilië. Die cultuur is rijk aan mythen en mirakels, heeft zijn eigen feesten, en zijn eigen regionale helden en schurken, zoals Antonio Conselheiro (bekend van het boek De Oorlog van het Einde van de Wereld van Mario Vargas Llosa) en Braziliës beroemdste boef - een lange rij politici daargelaten - Lampião.
Als je voldoende tijd hebt, houdt van lange, stille wegen en lege landschappen, en de andere kant van Brazilië wilt leren kennen, dan zou je de afstand tussen het noordoosten en het noorden van het land kunnen overbruggen met een busreis van - bijvoorbeeld - Joao Pessoa (hoofdstad van Paraiba) naar Teresina (hoofdstad van Piaui), dwars door de droge, dorre binnenlanden.