
Als je Belém over water nadert zie je eerst de skyline van een grote metropool, inclusief een groot aantal hoge, moderne gebouwen. Toch doet het oude stadscentrum eerder wat provinciaals aan, rommelig, veel oude gebouwen en een beetje het gevoel van ‘vergane glorie’. Dat laatste klopt ook wel, want aan het begin van de twintigste eeuw kende Belém zijn gouden jaren, toen onder invloed van snelgroeiende rubberwinning in het Amazonegebied de stad een zeer welvarende periode doormaakte.
Vergeet tijdens een bezoek aan deze boeiende stad niet het Goeldi-museum aan te doen, uitgebreid over de Ver-o-Peso markt te wandelen (en daar Tacacá te eten) en rare onbekende fruitsoorten – verwerkt in ijsjes of vruchtensappen – te proeven.
Een bezoek aan Belém kun je overigens uitstekend combineren met een trip naar het bijzondere Marajó-eiland, - het grootste riviereiland ter wereld en groter dan Zwitserland! – dat onder meer bekend is omdat er buffels worden gehouden en omdat er nog keramiek wordt gemaakt in de Marajoara-stijl van de pre-Colombiaanse indianen die hier leefden. De bootreis van Belém naar het dorpje Salvaterra (met rivierstranden en pousadas) op het Ilha do Marajó duurt ongeveer drie uur.